De eerste experimenten met bloedtransfusie
1667
De geschiedenis van de bloedtransfusie is een mooie illustratie van hoe in de geneeskunde wetenschap en logica lange tijd hand in hand gingen met symboliek en bijgeloof.
Na de ontdekking van de bloedsomloop begonnen geleerden te experimenteren met het overbrengen van bloed van het ene lichaam naar het andere. De eerste beschrijving van een poging tot bloedtransfusie stamt uit 1492. Paus Innocentius VIII (1482-1492) zou op zijn sterfbed het bloed van drie herdersjongetjes toegediend gekregen hebben. Historici betwijfelen of dit verhaal waar is. Het zou verzonnen zijn als anti-joodse propaganda (de behandelend arts was joods).
De Engelsman Richard Lower (1631-1691) sloot in 1665 de slagader van een hond aan op de aderen van een andere hond. De ontvangende hond bleef in leven, de donorhond bloedde dood. Hiermee toonde Lower aan dat een transfusie in principe mogelijk was.
Jean-Baptiste Denis (1643-1704), de lijfarts van Lodewijk XIV, experimenteerde als eerste met bloedtransfusie op mensen. Hij zag ‘kwaad bloed’ als de oorzaak van krankzinnigheid en probeerde dit te genezen door het toedienen van zuiver bloed. Omdat het lam volgens de Bijbel het meest onschuldige dier was, diende hij in 1667 het bloed van een lam toe aan een zestienjarige jongen.